Aloha

Uit Aloha, Maart 2004

Het Vandenberg-verhaal begon als dat van zoveel Nederlandse bandjes, maar in drie maanden tijd veranderde het in een spannend jongensboek. Opnamen bij Jimmy Page, een wereldhit met Burning Heart, tournees met Ozzy en Kiss en mooie dames in overvloed. “Het was één grote vakantie.” Hier volgt het reisverslag.

Door Jaap van Eik

Adje van den Berg, zoon van een hoogleraar te Enschede, nam uit zijn zieltogende hardrockgroep Teaser drummer jos Zoomer mee. Vervolgens zocht hij contact met twee bevriende muzikanten die hij al geruime tijd op de korrel had. Bassist Dick Kemper en zanger Bert Heerink speelden in Threshold, maar zagen wel wat in een nieuwe formatie, al wist nog geen van de vier kameraden hoe die dan zou moeten heten. Laat staan dat er duidelijkheid was over de zakelijke aanpak. Ze vertrouwden voor honderd proeent op de intuitie en creatieve vermogens van de initiatiefnemer. Deze bekwame gitarist en componist had immers ruimschoots bewezen goede songs te kunnen schrijven. ‘Aanvankelijk hebben we nog even als Teaser gespeeld, omdat we dan makkelijker aan optredens konden komen”, vertelt hij. “Kees Baars schreef in die tijd voor Oor en trok vaak met ons op. We raakten bevriend en omdat je beter een eerlijke en enthousiaste knaap als manager kunt hebben dan één of andere boef die de muziek geen drol zegt, hebben we hem gevraagd “

Eerst moest er uiteraard materiaal komen. “Op een gegeven moment zaten Kees en ik wat te filosoferen”, Iegt Adje uit. “Zo van: wat gaan we nu doen? Nou, in ieder geval een demo opnemen. We zijn naar Arnhem getogen, naar de studio van Rod Toering — waar het nogal goed klonk — en zijn gaan opnemen. Vijf nummers op één avond, kan ik me herinneren. Ik kwam thuis na die sessie, het was vier uur ‘s nachts, ik zette een koptelefoon op en voelde meteen dat het goed was. Dus de volgende dag onmiddellijk Kees gebeld. Toen hebben we samen het plan verzonnen om gewoon bandjes te sturen naar platenmaatsehappijen die we interessant vonden en die favoriete bands ander contract hadden. Kees kende Phil Carson van Atlantic, dus daar ging ook wat heen. Nou, binnen een week kwamen de telefoontjes binnen. Heel gek, heel uniek eigenlijk.”

\Vat was het geval? Tot ieders grote genoegen bleek meneer Carson — hoge pief bij Atlantic — zowaar iets in het Nederlandse gezelschap te zien. Voor er harde afspraken gemaakt konden worden, wilde hij alleen wél een keertje over komen om een optreden te bekijken. “Hij was nog niet overtuigd van Bert als zanger”, verklaart Dick Kemper. “In principe wilde hij met Ad en mij in zee. Van Jos was hij niet helemaal zeker en over Bert had hij echte twijfels. Toen hebben wij gezegd: ‘Wij vinden Bert te gek, het is met hem en anders niet’. ‘Oké’, zei hij, ‘maar dan moet ik zien waar ik mee te maken krijg. Aan een bandopname kun je van alles doen’.”

Er was echter één klein probleempie: de band had geen optredens. Maar daar wist Van den Berg wel een oplossing voor. “Ik heb in Enschede de schouwburg afgehuurd — zo’n ouderwetse zaal met een mooi balikon. We huurden licht, een PA en wat roadies en lieten die man komen. ‘Ja, we zitten tussen twee tournees in’, heb ik hem uitgelegd, haha! ‘Maar ik regel wel wat’. Het werd nog een behoorlijke soap, want wat geheurde er? De winter van I 982 was nogal streng en er waren enorme sneeuwstormen. Dus kwam er een berichtje dat hij wat later zou komen. En men begon een beetje te morren. ‘Daar heb je Van den Berg weer met zijn grote bek. Komt een man uit Amerika! Jaja, het zal wel’. En ik: ‘Ja, echt waar’. De anderen hadden honger en wilden al weggaan toen er een teleloontje kwam dat hij nog een half uur verwijderd was; ‘Jongens, wacht nog even’, smeekte ik. Ondertussen bleek de voordeur ook nog eens op slot te zitten. Stond Carson aan de deur te rammelen. Ineens riep een van de roadies: ‘Ik hoor wat!’ Nou, hij kwam binnen, ging midden in de zaal zitten en zei: ‘Speel nou maar’. Wij stoomden door het setje van vijf nummers die wij hadden en na afloop riep hij: ‘Yeah, fucking great, we gaan praten’. Ik met hem de kleedkamer in. ‘Ik ben wat met jullie van plan’, liet hij weten. ‘Wat mij betreft zitten jullie over een paar weken in de studio van Jimmy Page in Engeland’. Dat was even schrikken, want dan moesten er weI nummers bijkomen. ‘Nou, dan maken we er over twee maanden van’, sprak hij gul. Het was echt krankzinnig. We hadden bij wijze van spreken drie of vier optredens gedaan in de Achterhoek op een boerenkar — zo’n strontkar met de plakken koeienpoep nog tegen de zijkant. En ineens zaten we gedreven en bewijzerig in de studio van Jimmy Page: ‘We pleuren het er wel even op’.”

‘Van de vleesfabriek waar ik bevoren karkassen naar buiten moest douwen, kwam ik in één keer in de studio van Jimmy Page terecht’ Bert Heerink

vanderbergDankzij het concert in de schouwburg hoefde ik die fabriek niet meer in.” Zanger Bert Heerink zegt het met een ontwapenende oprechtheid. “Ik was gewoon arbeider, ik heb geen enkele opleiding gehad, ik heb de lagere school niet eens afgemaakt. Alles wat ik weet, heb ik van mensen van mijn Ieeftijd die wél doorgestudeerd hebben.” Dat wil overigens niet zeggen dat Heerink zomaar alles aanneemt wat iemand hem vertelt. “Phil Carson zei: ‘We gaan jullie groot maken in Amerika’. ‘Ja, zal wel’, reageerden wij. We waren nuchtere oosterlingen. Maar toen we ‘s avonds Iaat na een vermoeiende reis bij de studio aankwamen en de poort openzwaaide, dacht ik: ‘Jongen, het zal toch niet waar zijn?’ Van de vleesfabriek waar ik bevroren karkassen naar buiten moest douwen, kwam ik in één keer in de studio van Jimmy Page terecht. Het was overdonderend.”

Ook voor Dick Kemper was de aankomst een enorme ervaring: “Je had daar van die magazijnruimtes waar de tapes van Led Zeppelin lagen. Die van Stairway To Heaven heb ik nog in handen gehad. Ik ben altijd een fan van Led Zeppelin geweest. En dan komt Jimmy Page op een dag persoonlijk een nieuwe tv brengen omdat de oude kapot is.”

Adje van den Berg weet nog dat Page zich op een spectaculaire manier aandiende: “Er landde een helikopter op het grasveld en Jimmy Page kwam eruit strompelen — halverwege de dag met een paar borreltjes op. Ik dacht altijd dat hij een klein mannetje was, maar hij is even lang als ik. Hij had altijd hele mooie verhalen.”

Met de hulp van Pretty Things zanger Phil May — die Bert Fleerink leerde dat hij Of een Engels Of een Amerikaans accent moest hanteren maar niet door elkaar — plus de technische assistentie van Stuart Epps, kwam de eerste langspeler in rap tempo tot stand. Kemper: “We hadden het helemaal voor elkaar. Ook al omdat we beseften dat die plaat overal uitgebacht zou worden. We hadden tenslotte een wereldcontract bij Atlantic.”

Op advies van de tegenwoordige hoofdredacteur van dit periodiek — destijds promotieman hij de betreffende platenmaatschappij — koos men voor de welluidende bandnaam Vandenberg. Het feest kon beginnen.

‘Ozzy had etensresten op zijn gezicht, want hij lag met zijn hoofd in een bord. Ello mate, zei hij, you wanna join my band?’ Adje van den Berg

Vrij snel na het uitkomen van titelloze debuut ging Vandenberg op tournee door Engeland als voorprogramma van Michael Schenker. Vervolgens werd Nederland met een bezoek vereerd en aansluitend waren de Verenigde Staten aan de beurt. “Ik had nog nooit in een vliegtuig gezeten”, bekent Bert Heerink. “Ik klemde me aan de stoel vast toen dat ding omhoog ging. Wat gebeurde er? Volgens mij landden we in Chicago, waar we op werden gewacht met een prachtige tourbus. We waren belemaal sprakeloos natuurlijk.”

Alles werkte op dat moment mee. Robin Zander en Rick Nielsen van Cheap Trick bereidden Vandenberg voor op wat komen ging, maar alvorens die lessen verwerkt waren, was de single Burning Heart al een Amerikaanse hit. “Hoe dat gegaan is, hebben we pas achteraf gehoord”, vertelt Van den Berg. “Eerst dacht ik: goh, Atlantic heeft z’n werk goed gedaan. In werkelijkheid was een radiostation in Texas dat nummer gaan draaien. Daarna breidde het zich als een olievlek uit. Vonden ze bij de platenmaatschappij te gek natuurlijk.”

Tot hun afgrijzen zagen de mannen op MTV zo’n beetje elk uur een clip voorbijkomen die ze nog in Nederland gemaakt hadden voor de indrukwekkende somma van 250 gulden. “Ja, ze wilden in Amerika weten hoe we eruit zagen”, verduidelijkt Adje. “We hebben een cameraman gehuurd en gezegd: ‘Doe rnaar wat’. Een camera, pats, recht voor het podium en filmen met twee spots, zodat we van die lekkere witte puistenkoppen hadden — een geweldig idee. Dat ding is opgestuurd, maar op hetzelfde moment werd Burning Heart een hit. Dus zij pleurden het gewoon op MTV met als gevolg dat je elk uur weer vier puisterige kereltjes uit Twente op de buis zag. We schaamden ons kapot.”

Dat die videoclip niet het enige was wat de jongens zelf hadden betaald, realiseerden ze zich pas later.

Voorlopig gingen ze op tournee als voorprogramma van Ozzy Osbourne. Adje van den Berg: “Bij het eerste optreden vroeg hij al of ik bij hem in de band wilde komen. We kwamen in ons hotel in Syracuse aan en ik werd opgevangen door zijn tourmanager: ‘Kom, ik wil je even voorstellen’. Hij bleek in het restaurant van het hotel te zijn, waar hij gekleed in een bontjas voorover op tafel lag — blijkbaar in kennelijke staat, wat bij hem routine was. Zijn tourmanager schudde hem wakker: Ozzie, Adrian is here. En hij: ‘UuuhhhlllIuuuweeeehhh’. Hij had etensresten op zijn gezicht, want hij lag met zijn hoofd in een bord of iets dergelijks. ‘Ello mate,’ zei hij met dat vette accent van ‘m. ‘You wanna join my band by any chance? ‘Nou ja, daar hehben we het nog wel over’, heb ik geantwoord. ‘Laten we eerst maar eens muziek gaan maken’.”

“Het eerste optreden stonden we al meteen in een compleet uitverkochte arena”, vervoIgt Dick Kemper. “Ik kan me herinneren, ik liep het podium op met een gevoel van: ach, wat hebben we eigenlijk te verliezen? Je kunt nu eenmaal niet meer dan je best doen. En het publiek staat zo ver van je af, dat je de mensen niet in de ogen kunt kijken. Zenuwachtig was ik niet, wel gespannen. Als we van het podium afgegooid worden, dan moest dat maar gebeuren. En Ozzie Oshourne was vreselijk aardig. Hij had wel zijn nukken, maar we mochten altijd soundchecken. Na afloop van die tournee zei hij nog tegen ons: ‘Als je me nodig hebt, bel maar’. Zo was hij.”

Ook Bert Heerink staat de collegiale instelling van de Engelsman nog voor de geest: “Beter hadden we het niet kunnen treffen. We werden door hem op ons gemak gesteld en we konden alle faciliteiten gebruiken. ‘I can’t sing anyway’, zei hij. ‘Vandenberg needs a soundcheck guys! Check one, check two, I’m ready. Can ‘t sing anyway’. We zijn toen drie a vier maanden in Arnerika gebleven. Het eerste optreden was wel bagger schijten hoor. En in je arm knijpen. Het kon toch niet waar zijn? Het moment dat we de buhne opkwamen en de mensen begonnen in zo’n auditorium te juichen omdat ze ons kenden, was een aparte ervaring. En een gezellig rock & roll-leven, he? Het is toen behoorlijk uit de hand gelopen. Niet qua drank, want daar zijn we altijd heel voorz.ichtig mee geweest, maar wel qua vrouwen. Ozzie zei over mij: ‘He fucks everything that can’t be too quick in a tree’. [Adje herinnert zich nog een variant: “He would lick a frog if he could stop it from hopping. “] Maar dat waren geintjes, hoor. Zo erg was het ook weer niet. Ik had wel een beetje smaak. Ja, er komen mooie dames op je af. Doe ik helemaal niet moeilijk over.”

De band reed rond in de luxe tourbus die bij aankomst gereed stond. Van den Berg: “Er zat van alles op en aan: verschillende kamers, televisietoestellen, pluche stoelen... we waren in het walhalla beland. Onderweg kregen we een soort zakgeld, dat ‘per diem’ genoemd werd, afgekort PD. Zo gaat het nog steeds met bands.”

vanderberg-buiten“De chauffeur ging overdag slapen om ‘s nachts te kunnen rijden”, vult Bert Heerink aan. “Na een concert reden we meestal meteen weg, het volgende optreden kon wel 1500 kilometer verderop zijn. ‘s Morgens werden we nog even in een hotel gedropt, hoewel we in de bus ook prima konden slapen. Om vier uur gingen we naar de soundcheck.”

Zo ging het zolang Vandenberg in het voorprogramma van Ozzie Osbourne stond. Na afloop van die tour ging de band nog een tijdje op eigen stoom door de VS, waarna de oversteek naar Japan werd gemaakt. “Weet je, ik vond het allemaal fantastisch”, verklaart Bert Heerink. “Voor mij was het één grote vakantie. Als we in Amerika een stad binnen kwamen, hoorden we op de radio: ‘Vandenberg is in town’. Konden mijn ouders dit maar meemaken, dacht ik dan. Hoe is het toch mogelijk? Drie maanden geleden stond ik nog in de fabriek, nu sta jk hier. Wat gebeurt er eigenlijk? We zijn volgens mij de enige Nederlandse band die in Tokyo in de Budokan heeft gestaan. Toen we in Osaka aankwamen, werden we bedolven met cadeautjes die de mensen naar ons toegooiden. En overal flitsende camera’s.”

“Maar het publiek was er wel heel anders”, relativeert Dick Kemper. “In Amerika begonnen we meestal om acht uur of half negen en we speelden een uur. In Japan waren we hoofdact en hadden we geen voorprogramma. Dat kennen ze daar niet, omdat die schijnbaar altijd van het podium gegooid worden. Bij het eerste optreden kwamen we op en het was doodstil in de zaal. 1k dacht: ‘Jezus, er zal toch wel volk in de zaal zitten?’ We maakten ons een beetje zorgen. Toen ging de introtape aan en de mensen gingen helemaal uit hun dak. Na een nummer was het in één keer doodstil. Dan kondigde Ad of Bert het volgende nummer aan en begon het geschreeuw weer. Het was een heel apart sfeertje.”

Tijdens de wereldtournee werkte Adje van den Berg aan materiaal voor de tweede langspeler die uiteindelijk in december 1983 zou uitkomen. “Hij heeft er véél energie in gestoken”, benadrukt Bert Heerink. “Wij vierden feest en hij zat achter in de bus met de deur op slot nummers te schrijven. Hij was heel gedisciplineerd. Het was ook zijn kindje natuurlijk.” Andermaal vonden de opnamen plaats in de studio van Jimmy Page. Maar hoewel Heading For A Storm goed werd ontvangen, dienden zich er toch al wat minder plezierige ontwikkelingen aan. Zo gebeurde er bij de platenmaatschappij iets vervelends. Adje van den Berg: “Wat ons in Amerika een beetje tegen begon te werken, was dat onze eerste plaat uit zichzelf goed was gaan lopen en men bij Atlantic dacht: nou, die tweede redt zich ook wel. Bovendien had er een wisseling van de wacht plaatsgevonden. Phil Carson ging weg, evenals de directrice van het Atco-label waar wij onder vielen. En die twee waren onze supporters, zeg maar. We kregen allerlei nieuwe lui toegewezen en in die overgangsfase begon het ineens een stuk stroever te gaan.”

Bovendien bleken de (afgeschminkte) heren van Kiss, bij wie Vandenberg tijdens de tweede USA-tournee in het voorprogramma stond, van heel andere snit dan de olijke Ozzie Osbourne en zijn begeleiders. “Het waren ongelooflijk lastige figuren”, zegt Adje hoofdschuddend. “Wij hadden de eerste twee optredens enorm succes. Soundchecks kregen we daarna niet meer en we mochten nog maar de helft van het podium gebruiken. Nou, wij waren nog steeds die strontkar in de Achterhoek gewend, dus daar zaten we niet zo mee. Maar het ging steeds verder. Op een gegeven moment mochten we de heift van het licht niet meer gebruiken en werd er een enorme compressie op het geluid gezet. Onze uitstekende geluidsman Benno Rottink uit Oldenzaal moest het maar op zien te lossen.”

Volgens Bert Heerink waren de heren van Kiss gewoon slechte verliezers: “De belangstelling voor hen liep terug en wij hadden succes. Maar we zijn altijd vriendelijk tegen ze gebleven. Op een bepaald moment zaten we samen met Paul Stanley in het vliegtuig en hij keurde ons geen blik waardig. Wat ben je toch een lul, dacht ik. Dat is hij voor mij: een ongeloofelijke lul. Neem nou Jimmy Page. Die is heel anders: gewoon een vriendelijke man, niks geen kapsones.”

Later zou Adje van den Berg in zijn Whitesnake-periode op treffende manier wraak nemen. “Toen stond Kiss in óns voorprogramma. Wat dat betreft heeft het muisje dus nog een leuk staartje gehad. Ik hoorde toen dat er onder de roadies een beloning was uitgeloofd voor de eerste die de pruiken van Gene Simmons en Paul Stanley tijdens een optreden zou aftrekken. Helaas durfde niemand het, zelfs niet voor duizend dollar.”

vanderberg-voor-busMet zijn eigen band trok Adje van den Berg in 1984 voor de tweede keer naar Japan, waar de eerder geschetste taferelen zich nog eens herhaalden. Ook in eigen land kon Vandenberg niet meer stuk, zo leek het. En toch pakten zich donkere wolken samen. De smaak van het publiek veranderde: groepen als Def Leppard kwamen op en bij de platenmaatschappij vond men dat daar maar op gereageerd moest worden. De derde langspeler Alibi werd zodoende onder productionele leiding van Jaap Eggermont in Nederland opgenomen en liet een ietwat veranderd bandgeluid horen. “Dat lag niet aan Jaap, want die heeft vreselijk zijn best gedaan”, legt Bert Heerink uit. “Men probeerde ons een andere richting uit te duwen:

Synthesizers en minder gitaar. Volgens mij hebben we ons daarmee vergaloppeerd. Het werd helemaal volgepropt en overgeproduceerd. En ik had nog gewaarschuwd: ‘Jongens, ik vind het mooi, al die koortjes. Maar hoe gaan we het live brengen?’ Nou, dat zagen we nog wel. De magic was gewoon weg.” In hoeverre de kritische opstelling van de vocalist een verwijdering tussen hem en de rest van de band heeft bewerkstelligd, is niet helemaal duidelijk. De voormalige groepslieden hullen zich in nevelen als het vertrek van Bert Heerink ter sprake komt en willen weinig meer kwijt dan dat het ging om een combinatie van ‘persoonlijke en andere grieven’. Vast staat dat Adje van den Berg verantwoordelijk was voor het ontslag in 1986. “Met Bert klopte het muzikaal niet meer en ook persoonlijk begon het stroever te gaan”, verklaart hij diplomatiek. Vervanger werd een zekere Peter Struyk, die volgens Dick Kemper dusdanig onzeker was dat hij na een half jaar repeteren nóg niet het podium op durfde.

En dat was het dan. Tijd om er een punt achter te zetten. Hoewel? Adje werd nog gebeld door de Amerikaanse A&R-man John Kalodner: hij wilde praten over een nieuw contract voor Vandenberg. Bij aankomst in de Verenigde Staten bleek echter dat hij een Amerikaanse band rond de lange gitarist uit Twente wilde formeren. Tegelijkertijd verzocht hij Van den Berg dringend om.

‘Bij het eerste optreden in Japan was het doodstil in de zaal toen we opkwamen. Ik dacht: Jezus, er zal toch wel volk in de zaal zitten?’ Dick Kemper

het aanbod van David Coverdale te accepteren: de oud Deep Purple-zanger wilde hem maar wat graag in zijn band Whitesnake hebben. “David had me al vaak benaderd”, aldus Adje. “ik zat in gewetensnood, want ik wilde de andere jongens niet laten zitten. We hebben toen een vergaderingetje belegd waarin ik de situatie heb uitgelegd. Ik zei: ‘Wat vinden jullie ervan?’ Met name Dick antwoordde toen: ‘Als je zo’n kans krijgt, moet je het doen’.”

Voor Adje van den Berg begon het in 1987 eigenlijk pas echt. Hij speelde lange tijd bij Whitesnake en is nog immer succesvol als songschrijver. In die hoedanigheid lijkt hij als enige een beetje aan Vandenberg te hebben verdiend — tourmanagers, roadies, verhuurbedrijven en ander personeel daargelaten. Voor de rest hebben de Amerikaanse tournees alleen maar geld gekost — terwijl de band tegelijkertijd in Nederland en Japan goed geld had kunnen verdienen. “Die luxe tourbussen bleken we dus achteraf zelf te betalen”, merkt Van den Berg cynisch op. “Ja, wisten wij veel?” Ex-manager Kees Baars legt desgevraagd haarfijn uit dat er plusminus 400.000 platen zijn verkocht en dat er na aftrek van toursupport, plaatopnames, video’s en dergelijke, bij de platenmaatschappij nog een schuld openstaat van enkele honderdduizenden dollars. Gelukkig is deze niet terugvorderbaar. Hoewel de mannen nog steeds goede vrienden zijn en er nooit heibel over is geweest, zit de financiële gang van zaken Dick Kemper nog steeds niet helemaal lekker: “Zoals het gegaan is, zal het mij nooit meer gebeuren. Dat degene die de liedjes schrijft meer verdient, vind ik volkomen terecht. Adje heeft ervoor gewerkt. Maar dat alle kosten alleen van de royalties afgaan en het Buma-Stemra-verhaal [de auteursrechten die alleen de songschrijver krijgt] buiten schot blijft, dat is gewoon scheef. Ik vind dat beide inkomsten naar verhouding de kosten moeten dragen.”

Maar Dick Kemper zal verder niet klagen. Hij is een studio begonnen en doet het daar uitstekend mee. Jos Zoomer drumt nog steeds en Bert Heerink werkte van 1987 tot 1994 wederom gewoon in de fabriek. In het laatstgenoemde jaar kreeg hij ineens een telefoontje van producer Jaap Eggermont. Of hij als de donder een reclametune voor Heineken in wilde komen zingen. De rest is geschiedenis. Hij begon aan een florissante solocarrière en is tegenwoordig ook zanger bij Kayak.

vanderberg-op-bank

Vanderberg 2005